Suriname en de cocaïnehandel (3)

28 juli 2022 DWT Online

Uitbreiding en professionalisering drugsnetwerk

Suriname heeft als drugsdoorvoerland zijn plaatsje op de wereldkaart al lang verworven. De illegale handel floreert en diverse kopstukken zijn in het buitenland zelfs veroordeeld. Het witte goud is dus verweven met de hoogste politieke kringen. Terwijl de gevolgen van de handel in veel facetten van de samenleving voel- en zichtbaar zijn, doet iedereen alsof zijn of haar neus bloedt. In een verhelderende en soms onthullende serie blikt de Ware Tijd terug op zo’n veertig jaar cocaïnehandel in Suriname en vooruit op wat ons mogelijk nog te wachten staat. In deel 3: uitbreiding en professionalisering van het drugsnetwerk.

Tekst Armand Snijders

Suriname en de cocaïnehandel (3)

Nadat zijn wapenbroeder en mati Etienne Boerenveen in maart 1986 in Miami in de cocaïneval van de Drugs Enforcement Administration, de Amerikaanse antidrugs eenheid was gelopen, besefte Desi Bouterse dat hij het veel professioneler en vooral voorzichtiger moest aanpakken, wilde hij niet zelf worden opgepakt. Hij moest er hoe dan ook voor zorgen buiten schot te blijven. Uit het feit dat hij na ruim veertig jaar ook voor de drugshandel nog geen dag in een cel heeft gezeten, kun je concluderen dat hij in die opzet is geslaagd.

Vóór de aanhouding van Boerenveen had de legerleiding zijn (drugs)zaakjes al redelijk voor elkaar, maar de actie van de Amerikanen toonde eens te meer aan dat ze niet liggen te slapen. Integendeel zelfs: Bouterse en zijn comparanten werden zeker al sinds 1983 in de gaten gehouden door de drugsbestrijdingsdienst. De geruchten over Suriname als doorvoerland van de Colombiaanse cocaïne naar Europa en de Verenigde Staten werden bij inlichtingendiensten na 1982 steeds hardnekkiger en werden door de informatie die vooral door verklikkers werd verstrekt, ook bevestigd.

“De ideologie van de revolutie maakte plaats voor de honger naar geld uit de cocaïnehandel”Ruben Rozendaal

Politiek te gevoelig

Ook vanuit Nederland keek men met buitengewone belangstelling naar Suriname. De Nederlanders hadden al in 1984 met de hulp van de informant Dick Stotijn de ‘drugsjongens’ op Aruba een gevoelige klap kunnen toebrengen. Stotijn kon een ontmoeting regelen tussen het Medellín-kartel van Pablo Escobar en enkele Surinaamse stromannen. Maar bij de Centrale Recherche Informatiedienst waren er twijfels of men wel de bevoegdheid had om in te grijpen en mensen op te pakken. Bovendien had men te weinig mankracht en bovenal lag het politiek veel te gevoelig. En dus werd die operatie op het laatste moment afgeblazen. Veel betrokkenen waren ervan overtuigd dat als men toen had doorgezet, het Suri-kartel waarschijnlijk nooit was ontstaan.

Een mugshot van Pablo Escobar genomen in 1976 door het regional Colombia control agency in Medellín.

Omdat Nederland geen actie kon en vooral wilde ondernemen, greep Amerika in en nam het heft in handen. Deze wereldmacht houdt zich, als het moet, van oudsher wat minder aan allerlei regels. Stotijn, die de pest in had over de Nederlandse laksheid, besloot zijn informatie met haar te delen. Dit leidde uiteindelijk tot de arrestatie van Boerenveen, zoals in de vorige aflevering al beschreven.

Blanche Marie

Op het moment van zijn aanhouding was Suriname al grotendeels in de greep van de cocaïnehandel: de economie dreef daar nog enigszins op. Het was in feite de enige bron van inkomsten voor het land, want Nederland had na de Decembermoorden van 1982 de geldkraan volledig dichtgedraaid en de handel met andere landen was ook vrijwel stil komen te liggen. Het hele leger draaide om het witte goud, net zoals de politiek en het zakenleven.

Bouterse had, wordt gesteld, de touwtjes stevig in handen, zowel in het land als voor wat de drugs betreft. Zowel voormalig veiligheidsman Marcel Nelom als couppleger Ruben Rozendaal heeft, onafhankelijk van elkaar, verhalen verteld dat Bouterse in 1986 en de jaren daarna regelmatig ‘zakenpartners’ uit Colombia en Brazilië te Blanche Marie ontving voor overleg. Hij werd daarbij ondersteund door Surinaamse ondernemers die een cruciale rol speelden bij de smokkel van cocaïne naar het buitenland.

Blanche Marie was in die tijd “het episch centrum” van de drugshandel in Suriname, zo omschreef Rozendaal het ooit paradijselijke recreatieoord. “Het was vrij eenvoudig te bereiken en ver weg van iedereen en alles. Bovendien wilde Bouterse er zeker van zijn dat ze niet zouden worden afgeluisterd. Ik ben regelmatig bij die gesprekken geweest. Bouterse was echt paranoia, het hele gebied moest worden uitgekamd op verdachte zaken, voor hij daar wilde vergaderen.”

“Maar te Blanche Marie werden alle lijnen tot in details uitgezet over hoe alle partijen drugs van Colombia naar Suriname werden getransporteerd. En hoe andersom de wapens, die dienden als ruilmiddel voor de drugs en bestemd waren voor de rebellenbeweging Farc, naar Colombia konden worden gevlogen. Ik ben weleens mee geweest op zo’n vlucht. Het was altijd spannend of je levend terug zou komen.”

“Bij KLM liepen smokkelaars een grotere kans te worden gesnapt. Het liefst werd het als vracht meegestuurd, dat kon heel eenvoudig met SLM”Ruben Rozendaal

Vis en pompoen

Een andere zorg was het transport van de cocaïne naar Europa of de Verenigde Staten, legde Nelom uit. “De cocaïne werd verpakt in vis, pompoenen, hout, noem maar op, en zo verscheept of gevlogen naar Miami of Nederland. Soms werden van de opbrengsten levensmiddelen of gas gekocht, die dan weer in Suriname werden verkocht. Zo werd het geld witgewassen. Ook gebeurde het nogal dat ze iemand in ruil voor geld en een gratis vakantie uit Nederland haalden om bij terugkeer wat cocaïne mee te nemen, zeg vijf kilo. Op hetzelfde vliegtuig ging dan iemand mee met vijftig kilo. Van tevoren werd de douane getipt over die Nederlander met vijf kilo op zak en die werd dan aangehouden. De vijftig kilo kon zo ongemoeid het land uit.”

Rozendaal beaamde dit, maar zei ook dat de cocaïne het liefst met een toestel van SLM werd getransporteerd. “Daar hadden we meer grip op. Bij KLM liepen smokkelaars een grotere kans te worden gesnapt. Het liefst werd het als vracht meegestuurd, dat kon heel eenvoudig met SLM.”

De ‘export’ van de cocaïne verliep via allerlei ondernemingen, die eigendom waren van de militairen. Nelom: “Er werd gewerkt met talloze eendaagse bv’tjes, die vaak stonden ingeschreven in Fort Zeelandia. Zelf heb ik de nodige bv’s mogen oprichten om die handel toe te dekken. Prachtige namen hadden die bedrijfjes. Allemaal vernoemd naar bloemen en zo. Ook was er iemand namens Bouterse in Nederland die de distributie van de cocaïne verzorgde. Die kwam later in de problemen in Nederland, zijn Mercedes was opgeblazen, veilig was hij in ieder geval niet meer. Die man heeft later een functie gekregen in het Surinaamse leger.”

Doodgeschoten

Ook onderling ruzieden de militairen als het om drugszaken ging. Vooral omdat wat dat betreft niemand de ander vertrouwde. “De ideologie van de revolutie maakte plaats voor de honger naar geld uit de cocaïnehandel”, zei Rozendaal daarover. Hij was daar naar eigen zeggen zeer teleurgesteld over. “Het spul stond vaak opgeslagen in de loodsen van de kazerne. Het gebeurde nogal dat er onderlinge concurrentie ontstond tussen de diverse hoge officieren.

Zo had hij een ruzie meegemaakt tussen Bouterse en Marcel Zeeuw, omdat Zeeuw in een loods was geweest waar een partij van Bouterse stond. Eén van de soldaten die Zeeuw had doorgelaten, werd later doodgeschoten teruggevonden op de weg tussen Paramaribo en Domburg. Dit verhaal werd bevestigd door Nelom, die in 1990 Suriname ontvluchtte.

“Door alles zo bikkelhard te controleren, kon Bouterse de handel zo professionaliseren en controleren. Dat heeft hij jaren volgehouden en dat heeft hem geen windeieren gelegd”, aldus Rozendaal. Maar ondanks het feit dat Bouterse zijn land en de cocaïnesmokkel in een ijzeren greep had, sloot langzaam maar zeker het net rond zijn lucratieve handel. Het kwam in Nederland zelfs tot een strafproces, maar dankzij het twijfelachtige optreden van de Hollandse opsporings- ambtenaren en de politiek, bleef hij een vrij man.

Suriname en de cocaïnehandel (2)

18 juli 2022 DWT Online

De eerste wankele drugsstappen van de militairen

Suriname heeft als drugsdoorvoerland zijn plaatsje op de wereldkaart al lang verworven. De illegale handel floreert en diverse kopstukken zijn in het buitenland zelfs veroordeeld. Het witte goud is dus verweven met de hoogste politieke kringen. Terwijl de gevolgen van de handel in veel facetten van de samenleving voel- en zichtbaar zijn, doet iedereen alsof zijn of haar neus bloedt. In een verhelderende en soms onthullende serie blikt de Ware Tijd terug op zo’n veertig jaar cocaïnehandel in Suriname en vooruit op wat ons mogelijk nog te wachten staat. In dit deel: de eerste wankele stappen van het militaire bewind in de drugshandel.

door Armand Snijders

Suriname en de cocaïnehandel (2)

Beginjaren tachtig arriveerden vanuit Colombia de eerste omvangrijke cocaïnetransporten in Suriname. Dat gebeurde met kleine vliegtuigjes, die landden op illegaal aangelegde airstrips, verscholen in het binnenland. Die waren in opdracht van de Nationale Militaire Raad aangelegd door eenheden van het leger. “De militairen die dat deden wisten doorgaans niet dat het voor coke transport was. Er werd gezegd dat het voor strategische doeleinden was en van groot belang voor het land”, legde oud-couppleger Ruben Rozendaal uit. Hij hield, volgens eigen zeggen, vaak een oogje in het zeil bij de aanleg. “Ze kregen wel extra betaald voor het zware werk, dus ze stonden in de rij om te helpen. Ook werd de hulp ingeroepen van binnenlandbewoners, zowel inheemsen als marrons.”

Als de werkzaamheden waren voltooid, werden maar heel weinig mensen op de hoogte gesteld van de ligging. Rozendaal beweerde dat hij bij de aanleg van tien airstrips was betrokken: “van West-Suriname tot aan Commewijne en Marowijne. Op dat laatste district werd tot 1986 gevlogen; toen brak echter de Binnenlandse Oorlog uit en werd het te riskant. Want ook het Jungle Commando had al snel dollartekens in de ogen en wilde er alles aan doen om de militairen te dwarsbomen, vooral financieel.”

Cocaïne in garage

De partijen cocaïne uit Colombia kwamen in die jaren met de regelmaat van de klok binnen. Meerdere vliegtuigjes per maand met gemiddeld vier- tot vijfhonderd kilo per keer. Die werden door de militairen bij de airstrips opgepikt en in een zwaarbewaakte colonne naar de stad gebracht. Meestal werden de partijen tijdelijk opgeslagen in de woning van mensen die de militaire leiding vertrouwde. “Ik heb ook regelmatig een paar honderd kilo in mijn garage gehad”, vertelde Rozendaal. “Die werd altijd door twee militairen bewaakt, want je wilde niet dat er wat verdween. Dan kreeg je ongetwijfeld de kogel. Bouterse maakte wat dat betreft geen grapjes, of je nou vrienden met hem was of niet.” 

Ik heb ook regelmatig een paar honderd kilo in mijn garage gehad

Als er drie of vier vliegtuigjes hun kostbare lading hadden afgeleverd in Suriname, werden deze gezamenlijk naar Europa verscheept. In die tijd was er nauwelijks controle in de haven van Rotterdam, dus de meeste zendingen gingen probleemloos door, op weg naar hun eindbestemming in Nederland of een ander Europees land. 

Belangstelling buitenland

De drugsactiviteiten in Suriname waren in het buitenland niet onopgemerkt gebleven. Nederland én Amerikaanse recherchediensten toonden buitengewone belangstelling en probeerden zoveel mogelijk informatie te vergaren. Die kregen ze onder anderen van Marcel Nelom, die naar Nederland was gevlucht. Hij deed daarover in 1994 een boekje open in de Groene Amsterdammer. Mede op basis van zijn verklaringen, werd een gerechtelijk vooronderzoek tegen onder anderen Bouterse gestart. 

In 1986 kregen de militairen via via een verzoek vanuit de Verenigde Staten om ook daar cocaïne heen te sturen. Bouterse zou daarvoor naar Miami moeten vliegen. In eerste instantie zou hij dat doen, maar hij kreeg op het laatste moment argwaan. “Hij zei dat hij het niet helemaal vertrouwde, het ging allemaal te gemakkelijk”, aldus Rozendaal. “Uiteindelijk stuurde hij Etiënne Boerenveen, zijn plaatsvervanger, die ook dik met zijn neus in de handel zat. Hij had eigenlijk ook geen zin, maar een order van een superieur voerde je zonder tegenspraak uit.” Bouterse zou Boerenveen niet hebben verteld over zijn twijfels. “Dat vind ik nog steeds een rotstreek, maar voor zover ik weet heeft Etiënne dat Bouterse nooit kwalijk genomen.” 

Boerenveen aangehouden

Eind maart 1986 vloog de toen pas 28-jarige Boerenveen vanuit Paramaribo naar Miami, waar hij eerst een ontmoeting had met, wat hij dacht, vertegenwoordigers van de Colombiaanse drugsmaffia in een hotelkamer. Maar omdat de opnameapparatuur van de opsporingdienst niet werkte, werd met een smoes een nieuw afspraak gemaakt, daags later op een luxe jacht. Zijn bedoeling was om een drugslijn vanuit Paramaribo naar Amerika op te zetten. 

Hij werd vergezeld door de Surinaamse zakenmannen Cilvion en Ricardo Heijmans. Op de met een verborgen camera opgenomen beelden is te zien hoe Boerenveen leegloopt tegenover Kenneth Peterson, agent van de Drug Enforcement Administration en daarmee zijn eigen vonnis tekent.  Peterson zou later over deze actie zeggen: “Het was ‘Miami Vice’. Zelfde plek, zelfde tijd, maar dan echt.” Tegen Peterson vertelde Boerenveen buiten op het dek en buiten het bereik van de camera dat hij alle mogelijkheden tot zijn beschikking heeft die Suriname kan bieden. “Het was de enige keer dat iemand mij zijn land aanbood”, zegt Peterson. Boerenveen en vader en zoon Heijmans werden voor het oog van de camera aangehouden en Suriname kreeg toen in het buitenland echt de naam van narcostaat. Of dat nu terecht was of niet. 

Echte grote vis

Ondanks het succes van die operatie, overheerste de teleurstelling bij de Amerikanen. “Het doel was immers Bouterse”, aldus Peterson. “Dat was de echte grote vis. We zouden heel Suriname ook groot plezier hebben gedaan als we hem toen hadden gepakt. Het land zou er dan heel anders hebben uitgezien.” 

Boerenveen en vader en zoon Heijmans werden voor het oog van de camera aangehouden

In september 1986 werd Boerenveen voor medeplichtigheid bij het opzetten van een drugslijn veroordeeld tot twaalf jaar cel. Echter, vijf jaar later, in 1991, stond hij weer buiten de gevangenispoort. Dat hij uiteindelijk maar zo kort heeft gezeten, riep vragen op. Er werd gesuggereerd dat Boerenveen met inlichtingendiensten heeft gepraat en in ruil daarvoor strafvermindering heeft gekregen. Echter, Rozendaal sloot dat uit. “Zo is hij niet. Als hij eenmaal trouw heeft gezworen, zal hij ook trouw blijven.”